land, dat het onmogelijk is deze alle van Noord-Hol
land, Friesland, Groningen tot Zeeland-tot Sluis toe—
Brabant en Limburg tot Maastricht op te sommen. Het
Delftsch aardewerk werd daar door winkeliers ver
kocht, maar ook op de kennismarkten was het te koop
zoo bij voorbeeld in Noord- en Zuid-Holland, waar het
aardewerk werd aangevoerd door Amsterdammers, die
het zelf in Delft kwamen halen met hun „poontjes en
damschuiten". En de hoeveelheid was te oordeelen naar
de voor „geleverde porceleinen" gevorderde gelden al
zeer groot. Reeds vroeg lezen wij van dergelijke leve
ranties naar elders, zooals bij voorbeeld in 1611, wan
neer Egbert Huigensz. plateelbakker te Delft naar Enk
huizen levert. Ook het buitenland vroeg zijn aandeel
op. Naar de Zuidelijke Nederlanden, naar Duitschland,
Frankrijk, Engeland, Ierland en Denemarken werd de
waar in groote hoeveelheden uitgevoerd en eveneens
naar de overzeesche gebieden. Wij noemen slechts Gent,
Hasselt, Antwerpen, Sas van Gent, Luik, Brugge, Brus
sel, Oostende, Duinkerken, Parijs, Rouaan, Hamburg,
Bremen, Dantzig, Wezel, Keulen, Elberfeld, Mühlheim,
Frederiksstad, Kopenhagen, Londen en het overige En
geland en verder overzee tot zelfs naar Oost-Indië, ter
wijl ook naar minder bekende plaatsen, te veel om op
te noemen, de waar werd vervoerd, welke werd ver
kocht „soo binnen als buytenlands in alle Staaten en
Koninkrijcken", gelijk het in een acte van 1691 heet.
Dat de Delftsche plateelbakkers ook naar elders
trokken, zagen wij reeds boven. Verschillenden gingen
buitenslands. Naar Duitschland, Frankrijk en Engeland
togen krachten uit Delft. Wij zullen daarover in ons
slothoofdstuk spreken. Ook binnenslands trachtte men
door het aannemen van Delftsche plateelbakkers wel
licht de techniek of de kunst van de gleibakkers te ver
beteren. Zoo contracteert in 1637 de vrouw van een
Harlingschen meester plateelbakker met een Delftschen
plateelschilder om bij hen te komen werken. Hij zal
winter en zomer werk hebben, terwijl zijn arbeidsloon
61