Haarlemsche plateelbakkers spraken. Voor ons over
zicht van het aardewerk hebben zij echter niet genoeg
beteekenis 1)zij hebben hun werk niet van herkenbare
merken voorzien; men kan van geen enkel stuk met
zekerheid zeggen dat het in Delft is gemaakt. Onder-
tusschen kunnen wij uit eenige acten, die Harman Pie-
tersz. bij een Delftschen notaris liet opmaken, Ieeren
van hoe groote beteekenis ook toen reeds de opleiding
voor het vak was, want het kostte een leerling tot vier
jaren om in het ambacht volleerd te worden.
Wij laten nu terzijde dat wij in Haarlem reeds kennis
hebben gemaakt met de ontwikkeling van de techniek
en den invloed van de Chineesche patronen. Het is
immers alleen maar waarschijnlijk en volstrekt niet
zeker dat de stad Haarlem in dezen de eerste is ge
weest. Wij willen thans over de Delftsche plateelbak
kerijen spreken en stellen ons daarbij voor hoe in ver
schillende steden in den lande de tegel- en gleibakke-
rijen de oude Noord-Nederlandsche majolica, het scho-
telgoed en de tegels bakten, toen het ingevoerde Chi
neesche porselein het verlangen wekte majolica van
fijnere kwaliteit, ja liefst ook porselein te gaan maken.
Eenerzijds was de invoer van Chineesch porselein niet
zoo groot dat bij het toenemend gebruik ook door de
eenvoudige lieden het maken van fijner aardewerk dan
men tot dien tijd had vervaardigd, overbodig was;
anderzijds kunnen wij ons voorstellen dat de eenvou
dige Nederlanders hun aardewerk bleven verkiezen
boven het toch altijd eenigszins koude porselein, dat
wel voor theedrinken uiterst geschikt is, maar als eet
servies en zelfs als sieraardewerk iets strengs en koels
heeft, dat bij de warm getinte huid van het „Delftsch"
en het oudere aardewerk achterstaat. Voorts moeten wij
aannemen dat de behoefte aan een zekere luxe ook bij
x) Mr Van der Burgh behandelt achtereenvolgens Harman
Pietersz., Pouwels Bourset, Cornelis Rochusz. van der Hoeck,
Egbert Huygensz. Sas, Thomas Jansz. (van Boonen), Abraham
Davitsz., (Symon Thonisz.) en Egbert Jansz.
49
Aardewerk 4