44
voor het meerendeel burgers der stad, werk gaf. Uit
verklaringen van getuigen in een strijd die Willem
Jansz. Verstraten „plateelbacker" tegen het midden der
eeuw gedurende een aantal jaren met zijn zoon Gerrit
„porceleynbacker", die een eigen fabriek had, voerde,
waarbij zij elkaar voornamelijk er van beschuldigden
dat de zoon wapens op „Hollants Porceleyn" liet schil
deren, de vader porseleinpatronen op „wapengoet", is
het mogelijk iets te begrijpen van het verschil tusschen
het reeds geheel met tinglazuur overtrokken met blauw
beschilderde, fijnere werk, dat de zoon in de veertiger
jaren vervaardigde, en het „wapengoet", of „straets-
werck", ook „straetswerck met wapens", dat de vader
maakte. Tot een geheel duidelijk onderscheid komt het
daarbij toch niet, omdat de strijd wel meer ging om de
patronen die op het aardewerk werden geschilderd, dan
om het aardewerk zelf. Gezien de ceramische produc
ten, waarop wij de woorden aardewerk en porselein
kunnen toepassen, blijft er eenige onzekerheid, omdat
de benamingen niet precies aan de soorten zijn gebon
den. Wij kennen 1° aardewerk met tinglazuur aan de
voorzijde en loodglazuur voor de achter- of binnen
zijde, beschilderd op Italiaansche of Nederlandsche
wijze met blauw en geel tot oranje en bruin, groen en
soms wat mangaanpaars, waarvan de met blauw be
schilderde stukken al ten deele Chineesche motieven
vertoonen, of reeds geheel nabootsing van Chineesch
porselein uit de Ming-periode (Wan-li) zijn; 2° meestal
dik, vaak eenigszins onregelmatig, soms al wat dunner,
het geheele voorwerp dekkend wit tinglazuur met
blauwe beschildering, navolging van hetzelfde Chinee
sche porselein, maar ook schotels met wapens of ander
ornament in blauw; op een dergelijke scherf met blad
motieven in rozet in het Rijksmuseum is het jaartal
1622 te lezen; 3° de kwaliteit uit den bloeitijd van het
„Delftsch" met fijner, dunner, strakker, glanzender hel
der wit, soms meer blauwachtig en varieerend naar de
kwaliteit, beschilderd met blauw en vervolgens ook met