43
getrocken in Braband, Vlaenderen, Vranckrijk, Spangie
en oock Engelandt, ja bij wijlen zelfs naar Oost-Indië
werd gevoerd". Men wordt door deze mededeeling met
een nog eens naar de voornaamste plaatsen verwezen,
waar in Van Bleyswijck's tijd de oude techniek van het
bakken van majolica of schotelgoed in Holland nog
werd beoefend.
Wij zullen ons niet verdiepen in de fabricatie van
de oude Nederlandsche majolica of het schotelgoed in
alle steden van ons land, waar vóór of in het begin der
17de eeuw fabrieken werden opgericht. In het tweede
decennium ziet men ook in Utrecht, Leiden, Hoorn,
Enkhuizen, Gouda (hier wellicht al omstreeks 1600
en andere plaatsen en in het Noorden korten tijd in
Leeuwarden en vervolgens in Harlingen, waar reeds in
1598 een „gleybacker" voorkomt, en ook in Makkum,
de plateelbakkers naast de gleibakkers hun plaats vin
den2). In Friesland hebben zij zich gehandhaafd en
niet alleen voor de omgeving gewerkt, maar tot ver
langs de Oostzee hun aardewerk, dat een eigen karakter
heeft, verkocht.
In Haarlem bezingt Samuel Ampzing de „Geleyer
Plateelbackerije" van Willem Jansze op het Bagijnhof
als een der beste in den lande3). In diezelfde jaren,
in 1629, wendde deze Willem Jansz. Verstraten, zooals
zijn achternaam blijkt te zijn, zich met een request tot
de magistraat die hem in 1625 al een subsidie had
gegeven - om door koop of pacht een stuk grond te
mogen behouden op het Begijnhof. Daar had hij reeds
jaren zijn werkplaats, welke aan 40 tot 50 knechts,
D Zie hierachter.
2) In de 18de eeuw werd ook in Bolsward een tegelfabriek
opgericht. Het tegeltableau in het Rijksmuseum te Amsterdam
stelt deze tegel- en schotelbakkerij in 1737 in gecomprimeerden
vorm voor; zie afb. 33.
3) „En of ik hier ook sprak van 't schilderen der plateelen
Sou iemand dat met recht verdrieten en vervelen?
Hier is een Backerij van so een suyvre hand
Als ergens wesen mag in ons geheele land."