34 paving tiles and gallipotmakers" -1). Wanneer wij zien dat de Delftsche plateelbakkers in 1684 eenigen hunner machtigden om te onderhandelen met de betreffende instanties om te verkrijgen dat „Hollands porceleyn" dus wat wij noemen Delftsch aardewerk—„gleyersgoet en tegeltjes", waarvan de uitvoer in oorlogstijd was stopgezet, weder als tevoren in Engeland ingevoerd mochten worden, en opmerken hoe de benamingen in den loop der tijden varieeren, en soms ook wel in liet gebruik in elkaar overloopen, dan is ons van de betee- kenis der woorden toch wel iets duidelijk geworden. On- dertusschen doen wij het best een Nederlandsch woord te kiezen voor het product der gleibakkers, de voor- loopers der Delftsche plateelbakkers. Wij zullen het woord schotelgoed gebruiken, maar dit vooral wanneer het eenvoudig werk betreft. Voor de meer verzorgde oudere soort heeft de benaming oude Noord-Neder- landsche majolica ingang gevonden. De fijne overgan gen tot het „Delftsch", die wij wel kunnen zien, maar die in het vroegere spraakgebruik al evenmin duidelijk werden aangegeven en misschien ook wel met bedoeling waren uitgewischt, of die wij thans niet meer uit de benamingen in de archiefstukken kunnen opmaken, zullen zelden duidelijk onder woorden kunnen worden gebracht. Reeds de neiging om hun procédé een mooi- eren naam te geven, evenals het bedrijf, is een reden dat wij zoowel bij de glei- als bij de plateelbakkers, zich vaak noemende porseleinbakkers, niet om raad kunnen gaan over de nauwkeurige verschillen tusschen de pro ducten, die zij zelf wel heel goed moeten hebben ge kend en onderscheiden. Van de oude Noord-Nederlandsche majolica, het schotelgoed en de tegels, die in het begin der 17de eeuw, ja al in het einde van de 16de, en omstreeks 1600 ook reeds in Delft, maar in Haarlem en elders al wel eerder in de tegel- en gleibakkerijen werden gemaakt, is maar Gleivloertegels- en gleipottenmakers.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 39