TWEEDE HOOFDSTUK DE INKOMST VAN DE MAJOLICA- TECHNIEK IN DE NOORDELIJKE NEDERLANDEN Wij zouden geneigd zijn aan de hand van de uitvoerige gegevens, die wij voor Delft hebben, met de Delftsche plateelbakkerijen te beginnen. Maar in Delft werd niet het eerst plateelbakkerswerk gemaakt. Wat wij Delftsch aardewerk noemen en de Delftsche plateelbakkers gaar ne den naam van porselein „Hollandsch porselein" gaven, is immers een jonger product. Wij zullen dus eerst kort de inkomst in ons land en de productie van den voorlooper van het „Delftsch", de oude Nederland- sche majolica, het „gleyersgoet" of schotelgoed moeten bespreken en evenzoo van de tegels, de vierkantjes van majolica, ook „tegelsteentges" of „steentges" (steentjes) genoemd, die in zoo rijke patronen tot wandvlakken werden samengevoegd. Dit aardewerk werd gemaakt in tegel- en glei- of schotel-bakkerijen. Tegels, schotels en verschillende andere voorwerpen hebben dezelfde kleuren, blauw, geel tot oranje en bruin, groen en soms wat mangaanpaars op gedempt wit, en zelfs wel dezelfde patronen. Zij zijn aan de voorzijde van tinglazuur voorzien en aan de achter- of binnenzijde met loodglazuur, terwijl de tegels van deze soort, zooals bekend, alleen glazuur, tinglazuur, aan de voorzijde hebben. Men kan dit vroege aardewerk dui delijk onderscheiden van het latere, technisch fijnere product, het „Delftsch" aardewerk, dat in de plateel bakkerijen, die men vaak porseleinbakkerijen noemde, werd gemaakt. Deze fabrieken, waar het geheel in tin glazuur gedompelde en met rijker palet beschilderde aardewerk steeds bij het bakken tegen het vuur werd beschermd door vuurvaste kapsels of kokers, werden in 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 36