De
„kwaarter"
tuur.1) In cylindervormige, vuurvaste kokers, waarvan
Paape nauwkeurig het vervaardigen uit „Teemse aar
de" beschrijft, wordt het vaatwerk gebakken (zie afbeel
ding „kwaarter", waar verschillende kokers op voorko
men). In die kokers waren door driekante gaten telkens
drie pennen op gelijke hoogte gestoken. Daarin werd
het aardewerk, al naar den vorm, hangend op die pen
nen, bij voorbeeld borden, vandaar de drie ruwe
plekjes aan de achterzijde van een bord of staand op
ingelegde platen, zooals kopjes en andere voorwerpen,
in den oven gebracht, welke daarna behoudens kijkgaten
dichtgemetseld werd. Het onderhouden van een gelijk
matig houtvuur was de groote kunst bij het stoken. Al
naar de regeling der hitte zulks noodig maakte, volg
den, volgens Paape, de stokers van groot en klein vuur
elkaar op.
Deze werkwijze werd in den bloeitijd van het Delftsch
zoowel voor het veelkleurig als voor blauwbeschilderd
aardewerk gevolgd. Maar het bakken onder hooge tem
peratuur, waarbij de beschildering geheel in het tin-
glazuur inbakte, was niet voor alle kleuren geschikt en
1) Toch niet hooger dan 800-1000° C en dus veel lager dan
voor porselein.
25