24
termen gelden natuurlijk voor het blauwe Delftsch. De
beschildering met kleuren ging op dezelfde wijze. Voor
het zetten en schilderen der omtrekken en voor de bin-
nenteekening werd vaak een donkere blauwe, soms
paarse of zwarte verf gebruikt, de „trek". Over de sa
menstelling van deze verf, welke, zooals Paape zegt,
diende om de omtrekken duidelijk „boven" het blauw
te doen uitsteken, kan men onder zijn recepten voor de
verschillende soorten blauw en andere kleuren aanwij
zingen vinden. De verf, die evenals het glazuur alleen
met water aangemaakt was, zoog natuurlijk snel in. De
beschildering eischte daarom van den plateelschilder
een zeer vaste hand.
Wij merken hier op dat behalve het witte glazuur ook
gekleurde dekkende glazuren, waarvoor niet altijd tin-
asch gebruikt zal zijn, werden toegepast. Zoo kennen
wij voorwerpen met licht en met donker blauwen fond,
en ook met gelen, bruinen en zwarten grond. Gewoon
lijk is het voorwerp dan geheel met het gekleurde gla
zuur overtrokken en heeft men daarop beschildering
in andere kleuren aangebracht. Maar ook werden in
„wit" gedompelde voorwerpen grootendeels met de
gewenschte kleur overtrokken, terwijl witte partijen
werden uitgespaard, die met bloemen of anderszins in
verschillende kleuren werden beschilderd. Beide soor
ten ondergingen deze geheele bewerking meestal vóór
het bakken.
Terwijl in den regel aardewerk met tinglazuur na de
beschildering werd gebakken, werden in Delft de voor
werpen, voordat zij in den oven werden gezet, nog met
een doorzichtig overglazuur, loodglazuur, overtrokken.
Dit geschiedde alleen aan de voorzijde door bespren
keling met een kwast. „Kwaarten" heette deze bewer
king, die diende om den glans, die het glazuur na het
hakken zou vertoonen, te verhoogen. (Zie de afbeelding
van Paape hiernaast).
Het aardewerk is thans gereed voor het bakken in
het groote vuur, dat is onder tamelijk hooge tempera-