dat met porselein de witheid en hardheid van het mate
riaal, de onaantastbaarheid voor het mes gemeen heeft,
met aardewerk echter nog de duidelijke afscheiding tus-
schen aardkern en glazuur. Porselein moet er reeds in
de Sungperiode (960—1279) gemaakt zijn, maar uit
den tijd van de Mingdynastie (1368—1619) en vooral
uit de periode van keizer Wanli (1573-1619) kennen
wij de scherp gescheiden aard- en glazuurlaag. Vol
ledig meesterschap over het materiaal schijnt toch pas
of pas weer? de Kanghi-tijd (1644^1722) met zijn
dun porselein te hebben gebracht. Een hoogere tempe
ratuur, een glazuur, dat zich gemakkelijk met de witte
aarde vereenigt, waren noodig en het porselein was vol
maakt. En zoo kan men zich dus voorstellen dat er
inderdaad geen wezenlijk verschil tusschen aardewerk
en porselein is te vinden, dat een voldoend hooge tem
peratuur die alle aarde doet samensmelten, van aarde
werk porselein zou kunnen maken, ware niet om echt
porselein te verkrijgen een zekere fijne, niet smeltbare
aardsoort, de witte kaolienaarde, die groote hitte kan
verdragen, noodig, daar anders het voorwerp in elkaar
zou vallen voor het tot porselein was gebakken.
Behalve het boven besproken vroege Chineesche por
selein kan men ook het harde aardewerk, ook wel
„steen", steengoed genoemd, als een soort van overgang
tusschen aardewerk en porselein beschouwen, aangezien
dit in een tusschentemperatuur wordt gebakken en ook
al zeer dicht van structuur is.
Niet steeds heeft het spraakgebruik onderscheid ge
maakt tusschen aardewerk en porselein. Wij hebben er
boven over gesproken dat men in China het eerst en
het best porselein heeft gemaakt. Dat product is in
groote hoeveelheid naar Europa gebracht en vele zijn
reeds vóór de 18de eeuw, toen in Duitschland het ma
ken van het witte porselein inderdaad gelukte, de pogin
gen, zoowel in het Nabije Oosten als in Europa, welke
gedaan zijn om Chineesch porselein na te maken. Ons
Delftsch is een van die pogingen en feitelijk berust de
19