de plateelbakkers Claude Révérend, die zich in Delft
op de hoogte had gesteld en zijn broer Frangois, die
in St. Cloud werkten en geregeld arbeiders uit Hol
land wierven. Ook in Engeland, waar reeds vroeg in
de 17de eeuw van de Zuidelijke Nederlanden uit de
techniek van het aardewerk met tinglazuur was be
oefend, vestigden zich Delftsche plateelbakkers. Jan
Ariens van Hamme verkreeg in 1671 een patent om te
Lambeth bij Londen tegels en „porselein" te maken.
In Bristol is vooral veel wat men noemt „boeren-
delftsch", dat niet zoo gemakkelijk van het Holland-
sche te onderscheiden is, gemaakt. De oorlog die in
1672 uitbrak, was oorzaak van een verbod van invoer,
waarop wij de reactie der Delftsche plateelbakkers reeds
boven vermeldden. Ook in Denemarken en Zweden ging
men over tot het vervaardigen van plateelbakkerswerk,
in Kopenhagen in 1722 en evenzoo in Gotenburg; in
Stockholm werd de fabriek van Rörstrand gesticht in
1725. Een invoerverbod moest in 1739 ook in Dene
marken de fabricatie steunen.
Ondertusschen kunnen wij wel zeggen, dat het
„Delftsch", wat de kwaliteit aangaat, bovenaan is blij
ven staan. Wel hebben wij niet voor alle landen het
getuigenis van een inwoner, zooals van Frankrijk, waar
Savary des Bruslons in het eerste kwart der 18de eeuw
in le Dictionnaire Universelle de Commerce schreef:
„Les plus belles faiences qui se fassent en France sont
celles de Nevers, Rouen et St. Cloud, mais elles n'ap-
prochent ni pour les dessins, ni pour la finesse, ni pour
1'émail celle de Hollande", maar deze uitspraak is toch
kenmerkend ook voor het meeste buiten Holland ge
maakte werk. Met dit getuigenis kunnen wij onze be
schouwingen over de oude Noord-Nederlandsche majo
lica, de tegels en het Delftsche aardewerk besluiten.
Moge mijn overzicht aanleiding zijn voor jongere
kunsthistorici om de studie op te nemen van dit aarde
werk, dat ondanks eigenaardigheden en misschien ook
daardoor den liefhebber veel te genieten geeft.
170