ELFDE HOOFDSTUK
ROODE THEEPOTTEN
Voltooid hebben wij de geschiedenis van het Delftsch
aardewerk niet, wanneer wij nog niet hebben gesproken
over de sinds het derde kwart der 17de eeuw vervaar
digde theepotten. Want behalve het blauwe en veelkleu
rige Chineesche porselein zijn ook de Chineesche roode
theepotten, die zoowel groot als zeer klein met de thee
in Europa werden ingevoerd, in Delft nagemaakt. Vol
gens een advertentie van den Delftschen meester pla
teelbakker in de „Metalen Pot", Lambertus Cleffius,
in de Haarlemsche Courant van 18 Augustus 1678,
maakte deze theepotten die in kleur, fijnheid en duur
zaamheid in het gebruik de ingevoerde theepotten na
bijkwamen. Toen Cleffius in 1691 was overleden en
Lambertus van Eenhoorn eigenaar van diens plateel
bakkerij was geworden, sloot hij een contract met Guil-
liaum Nieulet, waarbij deze zich verplichtte alleen bij
Van Eenhoorn te werken en roode theepotten te maken
„soo kunstigh ende goet als hy sal konnen". Zoowel
in den winter als in den zomer zou Lambertus van Een
hoorn steeds voor werk voor hem moeten zorg dragen.
Men heeft van deze soort van theepotten geen ander
exemplaar kunnen aanwijzen dan een in het Johanneum
te Dresden, dat met een eenhoorn en daaromheen den
naam van Lambertus van Eenhoorn is gemerkt. Willem
Nieulet komt ook later als theepottenbakker in nota-
rieele acten voor.
De meer bekende Ary de Milde en Samuel van Een
hoorn maakten ook reeds vroeg theepotten. Hun pro
duct was zoo gezocht, dat zij in 1680 een request aan
de Staten van Holland richtten met verzoek maatrege
len te willen nemen om aan het namaken van hun uit
vinding van de „Oost-Indische theepotten" een einde
te maken. Over het placaat dat vervolgens werd uit-
165