voor dezen gang van zaken. Daar leest men dat in een
zelfden winkel verkocht werden: „allerhande soorten
van Delfts en Engels aardewerk"1). Als sieraardewerk
beteekent het laat 18de-eeuwsche Delftsch toch al niet
veel meer; wanneer nu ook het gebruiksaardewerk,
waaronder waarschijnlijk veel wit Delftsch, door een
practischer buitenlandsch fabrikaat wordt verdrongen,
is het met de Delftsche plateelbakkerijen gedaan. In
het begin van de 19de eeuw eindigen de overgebleven
plateelbakkerijen als tegelfabrieken. Wat er voor soort
van siervaatwerk in dien tijd nog werd gemaakt toont
ons een kaststel uit de fabriek van Jan van Putten in
het Rijksmuseum, dat wij maar liever niet zouden noe
men, ware het niet noodzakelijk om de geschiedenis
van het Delftsch aardewerk te voltooien.
-1) T.a.p. afb. 268.
163