Wü zagen bij het zoo juist besproken aardewerk ge bruik maken van een tweede lichter vuur om fijnere kleuren en goud op het glazuur aan te brengen en op deze wijze Chineesch en Japansch porselein na te bootsen. In den loop der 18de eeuw, toen de kleuren van het Chineesche porselein fijner werden en na het „familie verte" het „familie rose" den weg naar het Westen vond en tegelijkertijd ook in Europa kleurig porselein werd gemaakt, was de richting waarin men in Delft zou gaan werken gewezen. Men moest over een uitgebreid palet beschikken. Immers bij de porselein schildering, waar men eigenlijk alleen blauw, zelden paarsrood, tegelijk met het glazuur kon bakken, omdat de temperatuur voor andere kleuren te hoog was, was men vanzelf op de moffeltechniek aangewezen. En zoo kon de porseleinschilder de kleuren gebruiken, die hij wenschte. Zijn palet was wel haast onbeperkt. In Delft, waar men ook dit Chineesche en Europeesche porselein wilde namaken wat maakten de Delftsche plateel bakkers al niet na? ging men voort op den weg, dien wij Hoppestevn en P. Az. Kocx reeds zagen bewande len. Men liet na het blauw, dat men toen ook meestal minder noodig had, in het groote vuur te bakken en maakte aardewerk, dat porselein moest verbeelden, met geheel gemoffelde kleuren. En de kleuren waren gansch anders geworden tot het blauw toe, dat in het moffel- vuur opgebakken, steeds licht en eenigszins paarsig van tint is. Technisch is dit werk van minder beteekenis dan het aardewerk, waarbij alle kleuren in het volle vuur werden gebakken, maar wij kunnen daarom toch TIENDE HOOFDSTUK VEELKLEURIG DELFTSCII, WAARBIJ ALLE KLEUREN IN EEN TWEEDE, LICHTER VUUR ZIJN OPGEBAKKEN 157

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 162