kerij „de Grieksche A" van Adrianus Kocx, die blijkens de boven besproken bestelling van het Engelsche Ko ningshuis tegen 1695 een van de eersten onder de Delft- sche plateelbakkers was. Het aardewerk met het merk ^dat men vroeger A.P.K. las en als Adriaen Pijnacker verklaarde, en dat wij nu als P.A.K. en van Pieter Adriaensz. Kocx in „de Grieksche A" beschouwen, volgt als vanzelf in onze bespreking. Het behoort wel mede tot de bekendste soorten van Delftsch. De bedoeling' was een bepaald soort van Japansch porselein, Imari, na te maken, maar het overheerschen van het heldere rood tegen het blauw en goud, wijst op een omwerking der motieven. Het aardewerk heeft daardoor een geheel eigen karak ter gekregen, wat nog versterkt wordt, doordat ook andere kleuren als groen, geel en soms wat zwart en fijnere tinten, als rose en grijs, het palet aanvullen. Overeenkomst met dit soort van aardewerk heeft, be halve veel dat ongemerkt is, ook het aardewerk met het monogram A dat men als A.R. las, en gewoonlijk verklaarde als het merk van Augustijn Reijgens, maar dat stellig als R.A. gelezen moet worden, omdat de tweede haal van de R aan de eerste van de A is ver bonden. Reijgens werkte bovendien omstreeks 1660 en was in 1666 failliet en voortvluchtig. De A gemerkte stukken zijn stellig van later datum. Zij vertoonen alle behalve rood, blauw en goud, groen en soms ook geel. Als voorbeelden van het werk met het merk kun nen wij in het Rijksmuseum aanwijzen twee groote pullen met platten deksel en twee met knopdeksel, een waschbekken met bijbehoorende lampetkan, waarop figuren in tuin en randversiering, afb. 85, zeer zeld zaam als stel; verschillende grootere en kleinere scho tels, beschilderd met figuren of bloemvaas binnen 153

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 158