gemerkte als een soort van Hoppesteyn-aardewerk hebben te beschouwen, dat op zijn vroegst in de laatste jaren der 17de eeuw is gemaakt. Of zou Rochus nog later dan 1686 het merk van zijn vader gevoerd hebben? Dat Rochus Hoppesteyn met een Haagsche combinatie een „gemeenschap" had aangegaan voor het maken en bakken van aardewerk (porceleynen) met goud beschil derd, waardoor het mogelijk is hoewel, gezien de korte levensduur der fabriek, niet waarschijnlijk dat soortgelijk werk in 's-Gravenhage is gemaakt, moet hier nog worden vermeld1). De naam van Gijsbrecht Verhaast, over wien wij boven reeds spraken, mag naar aanleiding van dit zoo verzorgde werk misschien wel worden genoemd, al we ten wij niet of hij inderdaad er zijn aandeel in heeft gehad. Dat hij op de fabriek van Rochus Hoppesteyn werkte, blijkt uit een acte, waarin sprake is van het niet gereed zetten van werk voor hem, omdat Rochus hem wilde bewijzen dat hij hem niet noodig had wat on- dertusschen wijst op zijn beteekenis als plateelschilder. Wij wijzen hier voorts nog op een kan in het Rijks museum, die met geheel in het glazuur gebakken blauw, geel tot bruin en groen beschilderd, zoo zeer het karakter van de fabriek van Rochus Hoppesteyn draagt, dat wij in deze wellicht een product moeten zien van de techniek van het volle vuur, die ook in Rochus' fabriek moet zijn toegepast. Of Verhaast's naam naar aanleiding van dit werk genoemd kan wor den is niet zeker, maar evenmin onwaarschijnlijk. On- dertusschen behoort de plateelbakkerij der Hoppe- steyns tot de plateelbakkerijen die het beste werk heb ben geleverd, dat men van Delft kent. Dat ook aardewerk in deze techniek uitgevoerd, het merk yV- draagt, wijst ons den weg naar de plateelbak- 152 1) Feest-Bundel Dr A. Bredius I blz. 45, artikel van Dr H. E. van Gelder.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 157