NEGENDE HOOFDSTUK
VEELKLEURIG DELFTSCH MET
TEN DEELE GEMOFFELDE
KLEUREN
Het merk Rochus Jacobsz. Hoppesteyn, het merk
Het merk Pieter Adriaensz. Kocx en
zijn weduwehet merk A>
Reeds in de 17de eeuw heeft zich de behoefte doen
gevoelen aan uitbreiding van het palet om alle Chi-
neesche en Japansche soorten van aardewerk te kunnen
namaken. Met de beschildering in het glazuur hadden
de plateelbakkers het gebracht tot blauw, geel, groen,
paars, rood en zwart. Maar het vermoeden ligt voor de
hand dat het rood niet heel vuurvast was en veel moeite
veroorzaakte. Tenminste wanneer het palet tot goud
is uitgebreid, vinden wij meteen het rood in een
tweede lichter vuur opgebakken. Dit is het geval met
het werk van de plateelbakkerijen van Rochus Jacobsz.
Hoppesteyn en van Pieter Adriaensz. Kocx, (vroeger
aan Adriaen Pijnacker toegeschreven), die in denzelf
den tijd, ja wellicht al vóór Lambertus van Eenhoorn
werkten. Het blauw is daar in het volle vuur in het
glazuur gebakken, de verdere kleuren en het goud ver
volgens in den moffeloven.
Wij noemen hier Rochus Hoppesteyn en Pieter
Adriaensz. Kocx tezamen, maar geven ook meteen hun
eenige overeenkomst aan. Het werk is totaal verschil
lend. Rochus' fabriek heeft een geheel eigen soort van
aardewerk vervaardigd met een eigen blauwroomig wit
en afzonderlijk palet, dat behalve om zijn prachtigen
glans en fijn kleurengamma in het bijzonder geroemd
moet worden om het zeldzame fijne, technisch wel haast
onverklaarbare goud. Bovendien treft ons weer dat bij
149