8
1920 de Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers behan
deld had, N. Ottema te Leeuwarden zich vooral op het
oudere aardewerk, de voorlooper van het Delftsch,
waarop Dr A. Pit de aandacht had gevestigd, toelegde
en Ida Peelen in 1923 haar gids voor het Museum Huis
Lambert van Meerten te Delft schreef met de bespre
king van de vele soorten van tegels, die dat museum rijk
is. In Engeland heeft Rackham, in België hebben na
M. Laurent de jong overleden Henri Nicaise en L. J. M.
Philippen Pr. zich vooral met de oud-Antwerpsche
majolica en de Italiaansche afkomst en invloed bezig
gehouden.
Sinds eenige jaren is de belangstelling wel niet zoo
toegenomen die is er altijd wel geweest -, maar er be
staat behoefte aan een boek dat een overzicht geeft van
het Delftsch aardewerk, en ook van de oude Noord-
Nederlandsche majolica en de tegels. Onze oudere boe
ken zijn uitverkocht. Toen ik al eenige malen de vraag
had gekregen om een werk over „Delftsch" te schrijven,
heb ik begrepen dat ik mijn oude onderwerp nog eens
moest opnemen. Een herdruk van een der bestaande
boeken te geven is niet mogelijk. En toch moet er wor
den opgeteekend wat de museumbezoeker noodig heeft,
wil het aardewerk, dat in de verschillende musea zoo
volop aanwezig is, weer tot hem spreken, zooals het dit
tot ons deed en nog doet. Zelf beschouw ik dit boek als
een nieuw overzicht voor den leek van den algemeenen
stand van onze kennis van het Delftsch aardewerk. Ik
ben niet in uitvoerige details getreden. Het karakter van
museumgids heb ik niet geheel losgelaten. Zoo menig
maal is mij gezegd dat mijn „Oud Aardewerk" een ge
schikte inleiding tot het leeren kennen van het „Delftsch"
is, dat ik den opzet, die in „Old Dutch Pottery and
Tiles" nog eenige uitbreiding over de tegels had ge
kregen, wil behouden, terwijl ik mij evenals in dit
laatste boek tot het „Delftsch", zijn voorlooper, de
oude Noord-Nederlandsche majolica en de in dezelfde
techniek uitgevoerde tegels bepaal. In den tijd dat ik