de voorwerpen, die in stijl niet later zijn dan den tijd
dat A. de Keyser werkte, op zijn naam willen laten.
In elk geval is als de meeste merken een fabrieks
merk. Zekerheid hebben wij vervolgens over het ge
bruik van dit merk door Adrianus Kocx, die omstreeks
1700 werkte. Ook hierover spraken wij reeds boven en
wij komen daar straks nog op terug.
Onder de gemerkte stukken komen er verschil
lende voor met landschapjes, die aan het werk van Fre-
derik van Frijtom doen denken, mogelijk door hem zijn
beschilderd, zoo twee langwerpige tulpenbakken met
blauwen tot zwarten „trek", afb. 35, terwijl ook bijbel-
sche voorstellingen en schepen op overeenkomstig aar
dewerk zijn geschilderd. Daaronder zijn ook kannen
versierd met landschappen en rankenornament, waar
van een met het merk van de plateelbakkerij „de
Roos"1). Een borstelrug met een geestig geteekend
heerschap2) en twee botervlootjes met bloemversie-
ring, waarin wat geel, dat waarschijnlijk goud voorstelt,
sluiten zich zonder merken geheel bij deze groep van
aardewerk aan.
Daarnaast zijn er onder de met gemerkte stukken
vooral navolgingen van Chineesch porcelein, waar
onder zelfs nauwkeurige nabootsingen om een gebro
ken pul van een porseleinen stel bij te maken. Een
mooi voorbeeld van deze soort is een kalebasvormige
flesch versierd met randen, waartusschen een strooi-
patroon met bloemetjes, afb. 39. Daar het hier de na
volging van Kanghi-porselein betreft, zijn wij geneigd
al niet meer aan Aelbrecht de Keyser te denken. Het
heldere en diepere blauw, dat kenmerkend is voor het
porselein uit de Kanghi-periode treft ook bij deze na
volgingen van Chineesch porselein. Maar ook het aar
dewerk met landschap vertoont reeds een helder blauw.
1) T.a.p. afb. 95. 2) T.a.p. afb. 202 en ons vignet.
120