ZEVENDE HOOFDSTUK
DELFTSCH AARDEWERK
Spreken wij van „Delftsch", dan houden wij ons, zoo
als boven reeds is besproken, aan de traditie, waarbij
Nederlandsch aardewerk geheel met tinglazuur over
trokken en beschilderd met blauw en de andere be
kende kleuren, waarnaast frisch rood en ook zwart een
rol spelen, of met fijnere tusschentinten, „Delftsch"
wordt genoemd, omdat het wel voornamelijk in Delft
is gemaakt. Traditie is niet zonder beteekenis en het is
niet voor niets dat de stad Delft haar naam aan dit
aardewerk heeft gegeven. Dat soortgelijk aardewerk
ook wel elders werd gemaakt, zooals bij voorbeeld in
Rotterdam, hebben wij reeds boven besproken. Wan
neer een signatuur of merk op het aardewerk voor
komt, dat ons naar elders verwijst, zooals het haantje
van Arnhem, dan zullen wij daarvan een dankbaar ge
bruik maken, maar overigens zullen wij het woord
„Delftsch" meer als soortnaam bezigen, waarbij wij in
het oog houden dat het aldus genaamde over het geheel
wel in Delft is gemaakt. Ondertusschen zijn wij ten volle
overtuigd, dat wij, aangezien ons weinig van plateelbak-
kerswerk in andere plaatsen bekend is, wel Delftsch zul
len noemen dat bij voorbeeld behalve in Rotterdam in
's-Gravenhage of Haarlem of elders is gemaakt. Wij
kunnen aan een speciaal soort van blauw en wit Friesch
aardewerk onderscheiden. Het wordt gewoonlijk Mak-
kumsch1) genoemd, maar het werd ook in andere
Friesche fabrieken gemaakt. Het tinglazuur is eenigs-
zins kalkachtig wit en het blauw doffer en donkerder
dan bij het „Delftsch". De kwaliteit is minder. Zoowel
in het Rijksmuseum te Amsterdam als in de beide mu-
U In Makkum werd in de latere 19de en begin 20ste eeuw
veel Delftsch aardewerk nagevolgd, en werden variaties daarop
gemaakt.
107