lei programmamuziek en effectbejag. Tot ver in de
19de eeuw zou dit proces zich voortzetten.
Als organisten traden in den Rococo-tijd naar voren:
K. F. Hurlebusch en J. Potholt te Amsterdam, J. Ph. A.
Fischer te Utrecht, de bekende theoreticus J. W. Lustig
te Groningen, J. Radeker te Haarlem, en de orgelkenner
J. Hess te Gouda.
De voornaamste Rococo-orgelbouwers hier te lande
kwamen voort uit de school van den Duitschen Barok-
orgelbouw. In de eerste plaats noemen wij A. A. Hinsch
te Groningen (meesterknecht van F. C. Schnitger, bou
wer van de orgels in de Groote kerken te Midwolde
1772, Harlingen 1776, Bolsward 1781, enz.), en J. H.
H. Batz te Utrecht (leerling van Chr. Müller, en op
richter van Nederlands grootste orgelbedrijf, waarin
verscheidene generaties Batz'en en Witte's hebben ge
werkt tot de opheffing in 1902; Batz, wiens getuig
schrift hierbij wordt gereproduceerd, bouwde o.m.
orgels te Gorinchem 1760, vernieuwd in 1853, 's Gra-
venhage Luthersche kerk1) 1762, Woerden 1768, Zie-
rïkzee 1770 (verbrand in 1832). In Friesland werkten
L. van Dam te Leeuwarden en A. van Gruisen aldaar,
in Groningen D. en N. A. Lohman (Eenrum 1817).
Verder waren belangrijke orgelbouwers in dien tijd
J. Strumphler te Amsterdam (Amsterdam Hersteld-
Luthersche kerk1) 1795), J. Mittenreyter te Leiden
[Hoorn 1777, in 1838 verbrand), H. H. Hess te Gouda
[Dordrecht Augustijnerkerk 1774, dat in 1905 elders een
droevig einde vond), A. Wolfferts te Rotterdam (Zalt-
bommel 1786, leverde in 1798 het eerste deel van het
Groote kerk-orgel te Rotterdam op). Eenige van deze
firma's hebben zich nog geruimen tijd van vader op
zoon voortgezet, Van Dam bv. tot 1927.
Tenslotte worden nog genoemd de volgende groote
orgels uit dien tijd: Vlaardingen Oude (1763, uit Gent
O Het grootste historische orgel van deze stad, met een zwel-
werksupplement van moderne stemmen.
76