74
ook best Trompett, en Trommels, Veld Musicq, Schie
ten, onder een 6/g maat of dergelijk, het Vogelgezang
Koekoek enz., onder een Maatzang uit dit Orgel weet
tot het gehoor te brengen. N.B. kan ook uit zulk een
Orgel nagebootst worden, Fluit-concerten, of Duetten.
Kortom, hoe meer men uit zulk één Instrument, de
Natuur weet na te bootsen, hoe schooner." Het zou
onjuist zijn, hieruit te concludeeren, dat Hess als orga
nist dus eigenlijk een charlatan was; zijn geschriften
(bv. „Luister van het Orgel") en wenken (bv. om zich
„vlijtig te oeffenen in het Fugeren daar dit toch inder
daad het schoonste orgelmuzyk is")bewijzen wel anders.
In deze natuur-imitatie zien we een naieven drang, om
de orgelmuziek meer van het persoonlijke gemoedsleven
te gaan doordringen, aanvankelijk met een fijngevoe
lige oprechtheid. Een zangerige beweeglijke melodie
nam de leiding, door de andere stemmen omstuwd, en
kreeg reeds daardoor de allures van een discreet orkest-
register, als fluit, schalmei, hobo, zoowel in speeltrant
als in klankkleur. Daarmee begon het orgelspel de
klankmogelijkheden van het orgel te doorbreken, want
het eigene van orgelklank ligt niet in lyriek, maar in
epiek. Toch heeft die aanvankelijke overgangsvorm tus-
schen orgelepiek en -lyriek soms een bekoorlijkheid,
die maar al te vaak wordt miskend, evenals bv. de
muziek van de zonen van Bach t.o.v. die van hun groo-
ten vader.
Echter, gegeven de oppervlakkige tijdgeest, kon die
muzikale overgangsstijl niet diep wortel schieten in ons
land, maar won de vormelijkheid het steeds meer van
de speelsche idylle. Het Rationalisme maakte zich van
alles meester. De Kerk, die innerlijk reeds vreemd stond
tegenover de Barok, stond dit ook tegenover den dar
telen Rococo-geest. En zij heeft deze in hoofdzaak we
ten te weren, al zijn de preekstijl en de zang- en speel
manieren daar niet geheel vrij van gebleven. De piëtis
tische trillertjes, voorslagen en draaierijen die als „be-