(Zoo is de beroemde kast van het Grootekerksorgel te Haarlem geteekend door niemand minder dan Daniël Marot,1) en van de beelden erop zijn van Xavery en Van Logteren.) Dit werk werd waarlijk niet het minst royaal betaald. Van het uiterlijk dezer orgels ging dynamiek uit, en deze werd geaccentueerd door figuren (David met de harp, vrouwen, engeltjes), instrumenten, trofeeën, gor dijnen, acanthus-loofwerk, forsche voluten, die met de roode of witte kastbeschildering en het vergulde blin- deeringssnijwerk het geheel nog grooter feestelijkheid gaven, en soms doen denken aan de weelderige hals gevels met vleugelstukken uit dien tijd. Bij de kasten van Schnitger vallen de vrij vele kleine pijpenvelden op, bij die te Goes en Gouda de Turksche kap erboven. Een verdienste van de Barokkasten is ook, dat ze func tioneel zijn: ze laten bij al dezen rijkdom duidelijk zien, hoe het pijpwerk inwendig is opgesteld. Gewoon lijk is deze indeeling zoo: vóór het hoofdorgel het rugwerk: de grootste pijpen in het midden, de kleinere aan weerszijden, de kleinste ertusschenin, evenals op de windlade; in het hoofdorgel midden onder: het hoofd werk, midden boven: het bovenwerk, aan weerszijden geflankeerd door de machtige pedaaltorens, die in C- en Cis-lade zijn opgesteld. Zoo beschouwd, is het niet te verwonderen, dat een Barok-orgel veel pijpen en pijpjes in het gezicht heeft.2) Het is de moeite waard om de vlakverhoudingen tusschen al die pijpengroepen na te gaan, en het evenwicht tusschen die pijpen en het ornament. Het versterkt de overtuiging: het Nederland- sche Barok-orgel is een kunstwerk uit één stuk! Als disposities uit deze stijlperiode geven wij die van: BREDA, HERVORMDE KERK. Begonnen in 1534, in 1715 door Jac. Zeemans te Breda in zijn tegenwoordige 1) Ook A. van der Werff gaf hier advies. 2) Het Goudsche orgel met zijn Fransche trekken vormt hier een uitzondering. 68

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 88