HOOFDSTUK V SCHITTERING (1690-1750) In de tweede helft van de 17de eeuw, die we de tweede bloeiperiode van onze nationale orgelbouwkunst mogen noemen, begint reeds een merkwaardig ver schijnsel de aandacht te trekken: de import ten onzent van de Duitsche Barok door orgelbouwers van Duitsche origine. Waar deze Barok tot het midden der 18de eeuw den orgelbouw hier te lande heeft beheerscht en zelfs nog tot in de 19de eeuw beïnvloed, is het de moeite waard, daarvan een verklaring te zoeken. Stond onze nationale orgelbouwkunst dan niet op zulk een hoog peil? Ongetwijfeld. En toch heeft een samen loop van omstandigheden tot verandering geleid. Aller eerst was er met de welvaart in den algemeenen levens- toon ten onzent een drang tot grooter zwier, feestelijk heid, praal, uitbundigheid gekomen; ook in de kunst streefde men naar sterker contrastwerking en differen- tieering, een opdrijven van subjectieve uitdrukkings mogelijkheden. Deze tijdgeest werd, vooral in Duitsch- land, gestimuleerd door de immigratie van vele Fran- schen tengevolge van de herroeping van het Edict van Nantes (1685). Het werd ook in ons land mode, de pracht van het buitenland na te volgen. De Kerk stond vreemd tegenover deze mentaliteit, en trok zich terug in een beschut piëtisme. Ook onze volksaard was lichtelijk overbluft door de nieuwe mode. Tenslotte was de pathe tiek van de Barok ons volk vreemd. Daarbij kwam nu, dat onze groote orgelbouwersgeslachten aan het uit sterven waren, en de overigen niet voldoende stijl- vormende macht bezaten om zich te handhaven en aan de opgevoerde eischen van de stadsbesturen te voldoen. 61

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 79