Groningens Martinikerk had meegemaakt, den tijd ge komen, zijn meening over deze aangelegenheid te publi- ceeren. Hij deed dit in het geschrift „Gebruyck of on- gebruyck van 't Orgel Inde Kercken der Vereenighde Nederlanden", -1) waarin hij aantoonde dat dit instru ment zonder misbruiken en Roomsche dwalingen tot God's eer en 's menschen nut en vermaak in den eere- dienst kon worden gebruikt. In zijn ruimdenkendheid riep hij ook anderer oordeel in, hetgeen hem o.m. den lof van een Hooft en Van Baerle bezorgde. Voetius hulde zich wijselijk in stilzwijgen. Wel stoof terstond een zekere J. J. Calckman tegen Huigens' boekje op, in een brochure „Anti-dotum, tegengift vant gebruyck enz.", waarbij hij zulk orgelspel afgoderij noemde en zich in heftigheid tegen Huigens en de zijnen zoo te buiten ging, dat hij door den Haagschen kerkeraad op formeele gronden werd bestraft en zijn tegengift in slikte. In 1659 verscheen reeds de tweede druk van Huigens' geschrift; in 1662 volgden Haarlem en Nij megen met het kerkelijk orgelgebruik. Ofschoon in Voetius' Politia Ecclesiastica (1663) een hoofdstuk te gen orgel en orgelspel in de kerk voorkwam, kon dit den stroom niet meer keeren. Amsterdam sloot zich aan in 1680, Alkmaar omstreeks 1684. Allemaal bewijzen, dat men in een tijd, waarin men waarlijk niet bekrom pen leefde, pas langzamerhand het wantrouwen tegen vermeende wereldsche bijmengselen in den eeredienst liet varen. En dat dit wantrouwen nog lang daarna niet geheel was verdwenen; ondervindt de Herv. Kerk te Wemeldinge, die in 1787 een erfstelling aanvaardde, onder de, door de overleden ambachtsvrouwe gestelde, voorwaarde, dat er nimmer een orgel in haar kerkge bouw zou komen! Ook werden bij plechtige gelegen heden, als viering van het H. Avondmaal, de orgeldeu ren soms gesloten. De nieuwe taak, die het orgel zich zag toegewezen, 1) In 1937 herdrukt. 55

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 67