is het pijpwerk op een sleeplade van het voorm. Am- sterdamsche Paleisorgel (door A. Cavaillé-Coll te Parijs 1875) opgesteld in het transept, terwijl de oorspronke lijke kast op de westelijke galerij bleef staan met de frontpijpen, zwart-wit manuaal van C tot c3, en een zeer curieus kistpedaaltje van C tot c. Het pijpwerk, dat aanvankelijk van C tot a2 sprak, gaat nu van C tot g®, en klinkt voortreffelijk in deze machtige kerk. DOETINCHEM, HERV. KERK. Gebouwd in 1610 door Jan Morlet te Arnhem. Daar dit orgel in 1822 en 1856 onherkenbaar is verbouwd, volgt hier de oorspronke lijke dispositie (naar Hess). Rugwerk: Holpijp 8, Praestant 4, Quint 22/3, Octaaf 2, Sesquialtera 2 sterk, Scherp 3—4—5 sterk, Dulciaan 8. Hoofdwerk: Quintadena 16, Praestant 8, Octaaf 4, Echo 4, Quint 22/3, Woudfluit 2, Cornet (in de bas tongwerk), Mixtuur 3—4—5 sterk, Cymbel 2 sterk, Trompet 8. Thans heeft dit orgel 23 stemmen, verdeeld over borst- werk, hoofdwerk en vrij pedaal. 52

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 62