Al loopen de manualen tot c3, duidelijk is te zien, dat
deze bovenwerkladen oorspronkelijk eindigden bij g2,
a2: later zijn de grootste cancellen gesplitst voor het
bijplaatsen van gis2, bes2, b2 en c3. In 1580 is bijgeplaatst
een pedaal met een Trompet 8', en een Rugwerk met
9 stemmen; toen is ook het blokwerk grootendeels ver
nieuwd.
Vóór 1733 had dit orgel dus 3 manualen, voor rugwerk,
blokwerk en bovenwerk. Thans worden de manualen
gekoppeld door het bovenste te verschuiven1), en ze gaan
van F. G. A. tot c3, het pedaal loopt van C. D. E. F. G.
A. tot d1, waarbij D spreekt op de toets Fis, en E op
Gis (dit zgn. gebroken klavier kwam vroeger meer
voor). Het bovenwerk heeft registerlatten, die moeten
worden ingeschoven i.p.v. uitgetrokken. Het rugwerk
heeft sleepladen en registers, in de kast daarvan aan
gebracht, eveneens vroeger veelal gebruikelijk. Aan dit
unieke orgel met blokwerk-, spring- en sleepladen heb
ben de beste orgelmakers van hun tijd gewerkt: Mr Pe
ter, Corn. Geerts, De Swart, de familie Van Hagerbeer,
Muller, Batz, Witte. Het instrument, waarom zich aller
lei orgellegenden2) hebben geweven en dat ons door
het buitenland wordt benijd, verdient een waardige pu
blieke opstelling, natuurlijk na een eerbiedige restau
ratie, waarbij op een paar honderd gulden niet wordt
gekeken, onder deskundige leiding.
Bij zoo'n herstelling zou als voorbeeld kunnen dienen
die, welke het KOORORGEL der GROOTE KERK te
ALKMAAR in 1939 heeft ondergaan. In 1511 is dit
orgel door Jan van Kovelen te Amsterdam gebouwd met
hoofdwerk, het borstwerk kort daarna, en vermoedelijk
ruim een eeuw later is het met een pedaal-Trompet ver
groot, die naast het orgel in een kast is geplaatst.
De dispositie heeft weer antieke registernamen en luidt
als volgt: Manuaal I (Borstwerk)Holpijpe 8', Fluijte
O Zulks komt nog op een 15-tal Nederlandsche orgels voor.
2) Het wordt in vrijwel elk werk over orgelbouw genoemd.
38