28 elkander spoedig in orgel-pracht zochten te overtreffen, blijkt reeds uit de berichten omstreeks 1450, waar het Oudekerksorgel te Delft „beter ende niet argher" moest zijn dan die te Leiden en Utrecht, en het O.L. Vrouwe- kerksorgel te Zwolle „alsoe groet, guet" als dat te Deventer. Als orgelbouwers traden in dien tijd naar voren de familie Van Elen te Maastricht, die o.a. orgels bouwde te 's Hertogenbosch en Utrecht, en Mr Peter te Utrecht, die o.m. het Nicolaï-orgel aldaar bouwde (thans in het Rijksmuseum te Amsterdam), en die de stamvader is van de beroemde Utrechtsche orgelbouwersfamilie, die tot in de 17de eeuw werkte, en waarvan achtereenvol gens Geert Peters, Cornelis Geerts en Pieter Jansz. de Swart uitblonken. In dien tijd, het midden der 15de eeuw, was het, dat de Nederlandsche school in schilder- en muziekkunst tot bloei kwam. De oogen, die zoolang door kerkelijken bril hadden gezien, gingen zich richten op de dingen van het gewone dagelijksche leven, die stuk voor stuk met liefdevolle nauwkeurigheid werden afgebeeld. Ook in de muziek trachtte men den tekst uit te beelden en kreeg elke afzonderlijke stem haar eigen leven en uit werking, zóó verzorgd en lyrisch, dat in elk de zang melodie kon optreden. Deze belangstelling voor het individueele deed ook het orgel snel van gebruiks- tot kunst-instrument uitgroeien; ze kwam ook in deze ont wikkeling tot manifestatie. Allereerst in het ontstaan van afzonderlijke registers, zooals wij boven reeds za gen. Maar de, in rijkere orgelbezetting overgebrachte, 3-stemmige zangmuziek kon op één manuaal niet naar den eisch worden uitgevoerd. Om de gelijke klankkleur en stemkruisingen op één klavier te ontgaan, bouwde men de grootere orgels met meer klavieren, zoodat op ieder klavier een stem afzonderlijk kon worden gespeeld. Deze klavieren correspondeerden met een hoofdwerk (aanvankelijk nog in blokwerk-vorm), een rugwerk

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 31