klavier zij een eenheid van, onderling zoo rijk mogelijk
geschakeerde, grondstemmen, aliquoten, vulstemmen
en tongwerken.
De kundigheid om de registers bij het orgelspel in ver
band juist te gebruiken, heet registratie, een kunst op
zich zelf, die te vergelijken is met het mengen van de
kleuren op een palet, en het bereiden van een smake
lijke cocktail.
Na deze, terwille van een meer verfijnd beluisteren
gedane, uitweiding over de „stembanden" van het orgel,
bezien wij de „longen" van het orgel:
b. de windvoorziening. De wind voor pijpen en pneu
matiek (waarover later) wordt geleverd door schep-
balgen, of door een met een electromotor verbonden
rad met schoepen {ventilator)die den wind door ka
nalen naar de balgen drijft. Deze balgen dienen om
den wind op een gelijkmatigen winddruk te brengen.
Deze druk is doorgaans niet sterker dan een zacht bla
zen van den mond. Een tremulant is een klein balg
apparaat, dat dient om regelmatige golvingen in den
windtoevoer tot het pijpwerk te veroorzaken, en helaas
nog al te vaak om een zekere „ontroering" in het geluid
te brengen, die het spel des organisten-alleen er niet
vermag in te leggen.
Van die balgen uit wordt de wind door kanalen gevoerd
in de „luchtpijpen" van het orgel,
c. de windladen. Deze vormen het distributie-apparaat
van den wind voor de pijpen. Op de kistvormige laden
zijn de pijpen in regelmatig-afloopende rijen opgesteld.
Zij kunnen bij opening der ventielen in communicatie
komen met den wind in de lade, die door schotjes in
evenveel cancellen (langwerpige kastjes) is verdeeld
als er tonen öf registers zijn. Zoo onderscheidt men
tooncancelladen en registercancelladen. De meest oude
en eenvoudige tooncancellade is de blokwerklade, die
hier nog slechts in het Rijksmuseumorgel te Amsterdam
voorkomt. Een eveneens oude en weinig gebruikelijke
18