de opsnede (de afstand tusschen boven- en onderlabi-
um) te verkleinen, de tongen breeder en dunner te maken,
dit alles binnen zekere natuurlijke grenzen. Ofschoon
het klankkarakter van een orgelpijp door deze mensuren
reeds in hoofdzaak is bepaald, is het noodzakelijk, dit
karakter, o.a. door afwerking der opsnede, kernspleet en
tongbuiging, verder te vervolmaken en te egaliseeren
intonatie
Uit deze registermogelijkheden nu wordt de dispositie
(registergeheel) van een orgel samengesteld, waarbij
men in den regel uitgaat van de normale toonhoogte,
die van 8 voet, zoo genoemd, omdat daarbij het corpus
van C (de grootste open pijp) 8 voet lang is (door
gaans afgekort tot 8')Deze 8'-toonhoogte verrijkt men
met registers in toonhoogten van de verschillende bo
ventonen als 4' (dus 8 2), 22/3' (8 3), 2' (8 4),
13/5' (8 5), enz., en ook wel met registers die een
octaaf lager klinken, zooals 16' (dus 8X2), 32'
(16 X 2), 51/3' (16 3), enz. Aliquoten (oneven bo-
ventoon-registers) als Quint &I3', 22/3', Terts l3/5',
komen alleen in orgels voor, en worden vaak vereenigd
in één register, een vulstêm, die tot doel heeft het
totaalgeluid meer doorzichtig en frisch te maken, van
daar dat hun samenstelling naar de bas toe dikwijls
hooger wordt, repeteert. Van deze vulstemmen, meer
dere koren sterk, klinken die met tertsen, nl. de Cornet,
Sesquialtera, Tertiaan en Carillon meer hoornachtig, de
Mixtuur en Ruischpijp klinken helder, de Scherp nog
helderder, de Cymbel het helderst. In tegenstelling tot
de„evenvoetige" registers, de grondstemmen (als 16',8',
4'), kunnen ze doorgaans niet alleen worden gebruikt.
In het algemeen heeft elke dispositie te voldoen aan
deze drie eischen: 1. het tutti zij een eenheid, waarin
draagkracht en helderheid van klank harmonisch zijn
vereenigd. 2. het tutti vereenige in zich de verschillende
individualiteiten der afzonderlijke klavieren, waarvoor
weer het onder 1 gezegde geldt. 3. ieder afzonderlijk
17
Orgels in Nederland 2