geluid. Af en toe waagde hij eens een trap in het don kere pedaalgat, en het orgelgeluid was om hem heen als een wilde waterval, waar de stem niet bovenuit zou schreeuwen. Neen, daar kon het harmonium van thuis niet tegenop. In die overtuiging waagde hij ook de kans bij het orgel in de Hervormde kerk van het dorp, waarvoor de toe stemming van het eerbiedwaardig college van „Heeren Kerkvoogden" noodig bleek. Ook ging hij naar den dorps pastoor, die hem lichtelijk-geamuseerd op het rommeligs „koor" bracht en van terzijde gemoedelijk toezag hoe zijn vingers nerveus in toetsen en registers rondscharrelden. Om zich een houding te geven schreef hij dan de register- namen („dispositie" heette dat) in een boekje, dat al spoedig het postzegelalbum begon te verdringen. Wat een kostbare collectie, al die disposities en orgelafbeel dingen, met een goudwaas van herinneringen overtogen, die orgelavonturen, waarover je met „orgelvrinden" praatte! Want die bestaan er meer dan u denkt: de jongelui die vrijelijk over orgels en niets dan orgels en derzelver bespelers praten, en daarbij in gestadigen roes verkeeren. Zij hebben meestal een rustig beroep, leven tusschen kamertjeswanden volgeprikt met orgel foto's, de stroeve kop van Bach ontbreekt er nooit, en Sweelinck prijkt er, al bezitten ze geen noot muziek van den man. Dan staat er veelal een harmonium, dat zich blijkens zijn talrijke bijnamen hier te lande in een groote populariteit mag verheugenhuisplaag, serafien, jammerhout, stofzuiger, handorgel, enz. Zij leven zich uit op orgelbespelingen, die vooral in de groote steden worden gehouden, doorgaans karig bezocht zijn (op die hoogte is het eenzaam) en waar men altijd dezelfde ge zichten ziet. Hun heroën zijn de organisten (ook wel 10

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 13