In unit-orgels is dit transmissie-systeem ad absurdum
gevoerd, en nog alleen daar in bescherming te nemen,
waar een geheel onvoldoende plaatsruimte voor het
orgel beschikbaar is (of bij toepassing in het pedaal).
De manuaalomvang kwam omstreeks 1910 van C tot gs,
die van het pedaal van C tot P.
Uit de cylinderorgels ontstonden in de Romantische pe
riode de draaiorgels, pneumatisch functionneerend, met
geperforeerde boeken i.p.v. cylinders, gewoonlijk met
een violen- en holpijpkoor, en een trombone voor de
stereotype bas, alle onder hoogen druk sprekend. De
grootere kermis-orgels bezitten nog fluiten-, clarinetten-,
aliquotenkoren, e.dgl. Vond aanvankelijk het Parijsche
fabrikaat hier aftrek, later zijn deze draaiorgels ook
met eere in eigen land gemaakt. In dat verband noemen
wij de fabriek van Carl Frei te Breda, die deze barokke
instrumenten zoo goed als geheel in eigen werkplaatsen
maakt, en volgens de mensuren van Töpfer!
Huispijporgels zijn in deze periode praktisch niet ge
maakt; het harmonium volgens zuigwind-tvpe voldeed
met zijn weeken klank geheel aan den sentimenteel en
smaak.
Over de kasten der orgels valt weinig belangrijks mee
te deel en. Eenerzij ds worden in een zekere sleur nog
stijllooze imitatie-Barokke, -Renaissance of -Gothische
fronten gemaakt, anderzijds gaan architecten zich met
deze kerkmeubelen bemoeien, met het gevolg dat er
soms interessante, maar niet doelmatige oplossingen tot
stand komen 1). In dat opzicht zijn de looze frontpijpen
en die met veel overlengte een stomme aanklacht. In
de 20ste eeuw wordt het op Amerikaansch en Engelsch
voorbeeld gewoonte, de afdekking van kast en front
achterwege te laten: de „open fronten" ontstaan, met als
vlakvulling de zinken frontpijpen, in ordinair allumi-
niumbrons gezet. Ook komen houten en koperen pijpen
1) Als bijzonder leelijke fronten worden hier o.m. die van Gro
ningen (Parklaankerk) en Gouda (Geref. Kerk) gesignaleerd.
110