(later 's Gravenhage), Jan Zwart te Amsterdam, be
langrijk door zijn theoretische geschriften en populari
seering van het orgel, en C. de Wolf, de vormer van
verscheidene goede organisten van een eigen stempel,
om van de nog levende organisten niet te spreken. Veel
goeds hebben ook gedaan de Nederlandsche Organisten-
Vereeniging, de later opgerichte R. Kath. Organisten
en Directeurenvereeniging en de Vereeniging van Or
ganisten bij de Gereformeerde Kerken, beide met een
meer kerkelijke doelstelling. Over het orgel werd in
hun tijdschriften1) geschreven, en verder door auteurs
als Van 't Kruys, Maarschalkerweerd, Zwart, Telman en
vooral J. W. Enschedé, Nederlands grootste orgelhis
toricus, wiens getuigenis tegen de orgelontadeling van
zijn tijd helaas de stem eens roependen in de woestijn
was.
Van de orgelbouwers worden hier eenige genoemd, die
niet meer in leven zijn, met hun voornaamste werken:
P. J. Adema te Amsterdam (1871 Amsterdam, Mozes
en Aaron, met een typisch Praestanten-, Violen- en
Fluitenkoor),L. van Dam te Leeuwarden (1892 Ensche
dé, Groote, 1913 Vlissingen, Groote), Gebr. Franssen
te Roermond (1896 Roermond, Kathedraal, 1902 be
langrijke vergrooting en smakelooze moderniseering
's Hertogenbosch, St. Jan2), 1905 Nijmegen, St. Fran-
ciscus, 1906 's Gravenhage, O.L. Vrouwe Onbevl. Ontv.,
1912 Helmond, H. Hart, 1913 Eindhoven, St. Georgius,
tot 1932 een transmissie-orgel, 1918 Tilburg, Heike),
M. Maarschalkerweerd te Utrecht (1891 Amsterdam,
Concertgebouw, dat helaas te weinig aan het woord
komt, 1893 Delft, St. Jozef, 1896 Zwolle, O.L. Vrouwe,
D Het Orgel, St. Gregoriusblad, De Harp, Het Orgelistenblad,
Organist en Eredienst.
z) Het rugwerk werd daarbij leeggehaald, maar later weer met
5 stemmen voorzien, afzonderlijk te bespelen; ook werd het orgel
pneumatisch. Sinds 1940 is het Nederlands grootste, maar geens
zins mooiste orgel.
104