1851 s Gravenhage St. Theresia1), 1863 Rotterdam
O.L. Vrouwe1), 1864 Bergen op Zoom O.L. Vrouwe
Hemelvaart2), 1872 Rhenen Herv., verbrand in 1897.
Het geluid van deze orgels verschilt niet essentieel van
dat der Barok- en Rococo-instrumenten. Wel is er van
1830 tot 1880 gaandeweg een geleidelijk verdwijnen
op te merken van kleurige en boventoonrijke registers.
Vooral op bovenwerk, borstwerk en pedaal is dit het
geval, en daardoor wordt hun stemmen-ensemble ten-
slptte te zwak om als tegenpartner op te treden van
het hoofdwerk. Maar dit spel en tegenspel van „wer
ken" begeerde men toen ook niet meer. Veeleer lag het
m den saaien individualistischen tijdgeest om aan het
tutti van het geheele orgel één bepaald karakter te
geven, dat minder luid in het hoofdwerk was terug te
vinden, en nog zwakker in de nevenmanualen. Vandaar
dat het rugwerk, dat in het buitenland allang had afge
daan, gaat verdwijnen (in 1862 wordt het te Naarden
voor het laatst toegepast). Ook het borstwerk wordt,
het laatst in het Zuiden, minder populair. Men bouwt
hoofdzakelijk het nevenmanuaal, als bovenwerk of ach
ter het hoofdwerk.
Een stap verder beteekende het toepassen van de zwei-
kast, waarin het nevenmanuaal van het orgel werd ge
plaatst,^ en waarvan men de jalouzieën (aanvankelijk
nog primitief) door een trede kon openen en sluiten,
hetgeen een crescendo en diminuendo van het pijpge-
luid bij gelijkblijvende klankkleur bewerkte.
Het is wel éen bewijs voor de langdurige doorwerking
der Barok in onzen orgelbouw, dat men de zwelkast
pas omstreeks 1810, dus een eeuw na de uitvinding in
Engeland en Spanje, hier ging toepassen.
1) Van den Mechelschen orgelbouwer Loret, die in ons land vrij
veel orgels bouwde. Het eerste orgel is gepneumatiseerd en de
dispositie geteisterd.
2) Bij een moderniseering in 1915 is om een duistere reden bet
derde manuaal verwijderd, en de rest van het orgel pneumatisch
gemaakt en ontluisterd.
95