88
te geven, door een aanzienlijk aantal kinderen van de
twee scholen van Apeldoorn en het Loo, mitsgaders de
weeskinderen, welke de meeste bewijzen van vordering
en goed gedrag gegeven hadden, het orgel-concert voor
zijne rekening te doen bijwoonen." Het pleit niet voor
de muzikale verlangens van ons publiek, dat het zoo
gaarne het orgel als potsenmaker hoorde optreden1),
en dat een ontwikkeld man als Ds J. J. L. ten Kate
(1880) in het orgelspel nog beluisterde ,,'s herders
fluit, het jongst bazuingeschal, 't windgesuis, des don
ders slagen, 't klettren van de regenvlagen, 't murmlend
kabblen van den vliet, 't leeuwrikje' en de nachtegaal,
't ritselen van de rozelaren, 't stormgebruisch der Nia-
garen" en wat al niet meer. De muziek van organisten
als W. Nieuwenhuysen te Utrecht, B. Tours te Rotter
dam, en vooral van S. de Lange Sr. te Rotterdam,
J. A. van Eyken te Rotterdam, en R. Hol te Utrecht
stond gelukkig op hooger plan.
Uit het spel van laatstgenoemden blijkt, dat de Roman
tiek, die na 1830 stormenderhand de kunstenaars mee
sleepte, ook hen niet onberoerd had gelaten. Natuurlijk
werd deze stroom van gevoel in Nederland binnen
rechtvaardige kanalen geleid, maar meer bezieling
kwam er toch in ons muziekleven.
Het door den Belgischen opstand geprikkelde patriot
tisme ging zich in theorie, litteratuur, schilder- en
bouwkunst oriënteeren aan de historie, speciaal de Mid
deleeuwen. Er kwam meer belangstelling voor ons
groote muzikaal verleden, welke door buitenlanders
opgewekt zou leiden tot de oprichting van de Veree-
niging voor Nederlands Muziekgeschiedenis, in wier
Tijdschrift2), evenals in het maandblad Caecilia uit
1) Zoo werd nog iedere 18de Juni op het Maassluissehe orgel
„de Slag van Waterloo" als clou van het program uitgevoerd,
tot 1920 toe!
2) Reeds eerder publiceerde deze Vereeniging haar „Bouwstee-
nen", waarin ook de orgelhistorie niet werd veronachtzaamd.