7
mensuren is vrijwel achterwege gelaten. In de register-
namen werd de pijpvorm van het betrokken register tot
uitdrukking gebracht (dit ter verklaring van enkele af
wijkingen van de speeltafelnomenclatuur).
Waar bij een plaatsnaam geen kerk is vermeld, wordt
de hoofdkerk, in den regel de Hervormde, bedoeld.
Ofschoon een register- van persoons- en van plaats
namen de bruikbaarheid van dit werkje zeer zou hebben
verhoogd, moest dit achterwege blijven, daar het te veel
plaatsruimte zou vergen. De „orgellandkaart" op blz.
128-132 komt hierin eenigszins tegemoet.
Hartelijk dank ik den Heer P. Kluyver voor zijn tee-
keningen op blz. 13,14,21 en 57, den Heer Th. Wijnalda
voor zijn vignetten en omslagteekening, en ook hen
die mij fotomateriaal verschaften, speciaal den Heer
P. B. Bouman Jr. en Dr M. A. Vente.
De jaartallen van voltooiing bij de afbeeldingen heb
ben betrekking op het kastwerk.
Wanneer ik den wensch neerschrijf, dat dit boekje er
toe moge bijdragen, het orgel te verlossen uit zijn cul-
tureele isolement, waarin het ten onzent nog verkeert,
dan realiseer ik mij, dat dit proces moeizaam en lang
durig kan zijn. Vijftien jaren „orgelpractijk", waarin
ruim 1300 orgels en 50 orgelmakersbedrijven werden
bezocht, vestigden bij mij de trieste overtuiging, dat de
orgelwaardeering hier over het algemeen nog verkeert
in een stadium van burgerlijkheid. Wat des orgels is,
wordt nog beperkt gezien en materialistisch gewaar
deerd. Aan eerbied voor het persoonlijke, eigene leven
van elk instrument afzonderlijk schijnt men nog niet toe
te zijn, zelfs niet de „deskundigen", waarvan sommigen
vol dienstijver trachten zgn. stijlloosheid te vervangen
door een uit boekjes aangelèerden mode-stijl, als b.v.
thans de Barok. Ik spreek nog maar niet over die kerk-