pedaal bleef tot d1. Koppelingen werden steeds meer
toegepast, en maakten bij gebruik den toetsaanslag na
tuurlijk zwaarder. Door het grootere pijpwerk moesten
de cancellen der windladen wijder, en de windvoorzie-
ning royaler worden. Ook de Tremulanten werden in
grooter aantal aangebracht, hetgeen niet zoo verwon
derlijk is in een tijd, waarin het gevoel zich meer en
meer laat gelden.
Van de schrijvers over het orgel in deze periode die
nen genoemd: Lootens, de wetenschappelijke Lustig, de
keuvelende Hess, Rnock, en tenslotte Van Heurn, hoog
leeraar in de rechten, die al het kunnen van dien tijd
samenvat in het, voortreffelijke en in ons land nog
steeds onovertroffen, standaardwerk in 3 deelen: „De
Orgelmaaker" (1804—1805).
Hieronder volgen eenige disposities van nog bestaande
Rococo-orgels.
WOERDEN, HERVORMDE KERK. Gebouwd in 1768
door J. H. H. Batz te Utrecht.
Man. I (Rugwerk): Praestant 8 (disc. dubbel), Hol-
pijp 8, Octaaf 4, Fluit gedekt 4, Nasard 22/3, Super
octaaf 2, Flageolet 1, Cornet 4' 4 sterk, Mixtuur 1'
4-5-6 sterk, Trompet 8.
Man. II (Hoofdwerk): Praestant 16 (disc. dubbel),
Baarpijp 8, Roerfluit 8, Quintadena 8, Salicionaal 8
(vóór 1939 Vox humana 8), Octaaf 4, Fluit 4 (open),
Quint 22/3 (d.d.), Octaaf 2 (d.d.), Nachthoorn 2, Mix
tuur 2' 4—6-3 sterk, Trompet 8.
Man. III (Zwelwerk, 1911)Praestant 8, Holpijp 8,
Viool 8, Voix céleste 8, Gemshoorn 4, Sesquialtera
22/3' 2 sterk (1939), Clarinet 8, Vox humana 8 (vóór
1939 op II).
Pedaal: Bourdon 16, Praestant 8, Fluitbas 8 (1939,
gedekt), Octaaf 4, Fagot 16, Trompet 8.
BUDEL, HERVORMDE KERK. Kabinetorgel uit om
streeks 1770.
82