en waarnemen, ons verheugen over de fraaie en betee-
kenisvolle lijnen en vlakken van het natuurlijke duin
landschap, over zijn flora en fauna in hun vrije ont
wikkeling in den loop der jaargetijden en den loop der
jaren. Bij dit wandelen hebben wij te bedenken, dat het
open duin een zeer kwetsbaar landschap is en dat het
ons niet vrij staat kris en kras er door heen te loopen,
duin op duin af en wij bewegen ons dus met getemperde
uitbundigheid en nog al dikwijls langs uitgestippelde
paden. De duinpoëzie van vroeger aanvaarden wij met
eenigen schroom. „Laat ons het mulle duin beklimmen"
zingen wij slechts bij uitzondering.
Dit klinkt nu wel een beetje nuchter en een enkele lezer
of lezeres zal misschien zeggen: je kunt wel zien, dat
Thijsse naar de tachtig loopt, zestig jaar geleden deed
hij wel anders. Ja, wat we toen deden, dat deden er niet
zoo heel veel. Maar inmiddels is de bevolking verdrie
voudigd, het aantal bezoekers van het duin meer dan
vertienvoudigd en de uitbundigheid ook toegenomen.
Maar de intensiteit van het genot, dat men aan de duinen
kan hebben en het besef ervan, is gelukkig ook vele
malen grooter en dus het ontzag voor de duinen ook.
In de praktijk valt het ook nog wel mee. Dat zien we
wel in de Natuurmonumenten van Staat en Vereeniging.
De duizenden bezoekers van Texel, Vlieland en Ter
schelling hebben weinig te klagen. Dat in den broedtijd
het betreden van de vogelterreinen slechts onder geleide
is toegestaan, begrijpt iedereen. Een verbod voor het
plukken van bloemen en uitgraven van planten wordt
voor sommige plaatsen gehandhaafd. Toen eenige jaren
geleden het mooie en hooge Loodsmansduin gevaar
voor verstuiving begon te vertoonen door het druk be
zoek, werd de toegang er heen versperd door het nimmer
genoeg te prijzen prikkeldraad en de wandelaars kun
nen zich vertroosten met een bijna even hoog duin in
de nabijheid, totdat de Loodsman weer bezoek kan ver
dragen.
79