kraan van mijn bad. Verschillende droppels kunnen een
verschillend lot hebben. Ze kunnen in het gebladerte
van een boom terecht komen, daar blijven hangen en
dan weer verdampen. Andere komen op den grond in
het plantendek, worden daar door den humus vastge
houden en in dienst gesteld van de planten. Weer andere
overschrijden de humuslaag, dringen dieper door en
hebben tot op een diepte van eenige meters nog kans
om door plantenwortels te worden gegrépen. De drop
pels, die dit gevaar overleven, gaan nu tusschen de zand
korrels door en volgen hun loopbaan in de kwaliteiten
van pendulair of funiculair water, blijven misschien een
poosje steken op een verdekten schijnspiegel, maar be
landen eindelijk in de capillaire zone en zoo in het
grondwater. Onderweg hebben ze nog altijd een kansje
om te verdampen en die damp kan zich weer conden-
seeren tot water in den bovengrond.
Hoe diep gaat dat grondwater? Honderden meters. Hier
past weer een woord van dank aan de waterleidingen.
Toen die in het eind van de vorige eeuw in de gaten
kregen, dat de zaak der watervoorziening veel zorg ver-
eischt en wetenschappelijk doorvorscht moet worden,
pakten ze dat flink aan. Dit leidde tot een uitgebreid
en letterlijk zeer grondig onderzoek. Honderden borin
gen, vele tot op zeer groote diepte, speurden het zoete
grondwater na tot op het zoute grondwater, dat in ons
land in de diepte en ook dicht aan de oppervlakte overal
aanwezig is. Op dat zoute water drijft dan als het ware
het zoete water en onder het duin drukt dat dan het
zoute water omlaag en opzij. Iedereen kent de schema
tische figuur, die hiervan een voorstelling geeft, maar
ten overvloede teeken ik deze hier nog maar eens na.
In het Hollandsch duin treffen de boringen op een
diepte van 15 m onder A.P. doorgaans een kleilaag, die
nagenoeg ondoorlaatbaar is voor water, maar onder die
kleilaag is toch weer zoet water. Wat boven die laag ligt
heet oppervlakte-water en er onder ligt het diepe water,
64