funiculair en pendulair water aantreffen, bestempelen
we met den naam van sejunctiewater, hangwater.
Eenige jaren geleden, bij een bezoek aan werkverrui
mingsbezigheden in de duinen van Castricum, troffen
wij het, dat een groep arbeiders juist bezig was een drai-
neersloot te graven, die liep in de richting loodrecht op
de kust, dus O.Z.O. naar W.N.W. Ze waren net zoowat
op het grondwater, dat blonk op den bodem. En het
stroomde naar het Oosten. Stroomopwaarts wandelend
kwamen we op een plek, waar de stroom, die al zwak
ker en zwakker was geworden, geheel ophield en daar
was naar het leek eventjes stilstaand water. Nog verder
gaande zagen wij het water weer in beweging, maar nu
stroomde het naar het Westen.
Wij waren dus een waterscheiding gepasseerd. Het
grondwater is steeds in beweging en het grondwater
oppervlak, in de wetenschap bekend als het phraeatisch
vlak, vertoont onder in het duinlichaam een welving.
Deze welving is vrijwel onafhankelijk van de hoogte van
de verschillende duinheuvels en duinrichels.
Dat kunt ge gemakkelijk zien bij de eerste de beste
groote afzanderij. Van boven tot beneden allemaal ge
woon vochtig zand, en heel onderaan nabij het zanderij-
kanaal een capillaire laag. En dat zanderijkanaal bevat
natuurlijk doodgewoon afstroomend grondwater. We
zien dus meteen, dat die zanderijen het waterkapitaal
der duinen aantasten. De waterleidingen zijn dus niet
de eenige schuldigen.
Toch kan het zijn, dat we in den steilen wand van zoo'n
afzanderij op eenige hoogte boven het phraeatisch vlak
water zien uitstroomen. Dan bevindt zich in het zand-
lichaam een oude veenlaag, bodem van een voormaligen
duinpias, die indertijd is overstoven. Verdroogd en sa
mengeperst moerasveen is zoo goed als ondoorlaatbaar
voor water en op deze kom verzamelt zich nu het neer
sijpelend regenwater, vormt daar een plaatselijk hooger
grondwater. Zoo'n plek heet een schijnspiegel en 't is
62