56 De duinarbeiders noemen deze planten „armoede" en dat zegt alles. In den laatsten tijd hebben wij dikwijls gezien, dat het konijn, dat de bladeren en stengels van dit kruiskruid niet eet, toch weer op het idee gekomen is om de wortels op te graven en die te verorberen; ook dat nog! De schade, die het konijn teweeg brengt door zijn gra- verij, wordt wel eens overschat, maar is toch niet gering. Ook moeten wij er bij tellen wat onhandige konijnen- delvers op hun geweten hebben. Het kan natuurlijk gebeuren, dat in een lossen, weinig begroeiden bodem een hol, dat vlak op de richting van de veelvuldigste en sterkste winden ligt, een windkuil- vorming kan veroorzaken. Wanneer wij dat eens stuk voor stuk natellen, dan blijkt dat toch niet zoo heel dik wijls het geval te zijn. Holen in een dicht begroeid duin gegraven zijn tamelijk stabiel en het uitgegraven zand raakt zelfs dikwijls vrij spoedig aardig begroeid. Wan neer neerstroomend water bij hevige stortbuien een ko nijnenhol treft, dan krijgen we daar wel een uitholling, een waterval en bij een passende structuur van het ter rein een erosie van beteekenis. Misschien echter wordt de meeste stoornis nog wel veroorzaakt door de piep jonge konijntjes, die in het duin komen spelen en dan natuurlijk het graafspel beoefenen, de voorbereiding voor een belangrijk deel van hun levensbezigheid. De natuurliefhebber en natuurbespieder kan, als hij zich de moeite daartoe getroost, veel genot beleven bij het na gaan van het spelen van de jonge konijntjes: graafspel, vervolgingsspel, waarschuwings- en alarmspel, vecht partijtjes. Natuurlijk zullen we dat moeten missen, wan neer de konijnenbevolking der duinen tot het gewenschte minimum is gedaald. Ook zal de vogelwereld zich te beklagen krijgen. Ver laten konijnenholen (soms bewoonde zelfs) verschaffen een welkome gelegenheid tot nestelen aan bergeenden, steenuiltjes, holenduiven, tapuiten. Die moeten zich dan

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 66