50 lend optreedt met kruipwilgplekken. Daar hebben we dan het geurige Gele Walstroo en het Gewone Walstroo, in de Mei opgevroolijkt door hun parasiet de Walstroo- bremraap, dikwijls in dichte groepen. Verder de Sile nen: de Knikkende, de Geoorde, de Kegelsilene. De Knikkende Silene is de welbekende avondbloeier, die op opeenvolgende avonden zijn eersten krans van meel draden, zijn tweeden krans en daarna zijn stempel ver toont. Zeepkruid doet dat ook en beide worden 's avonds druk bezocht door de Gamma-uiltjes. Op sommige plaat sen kleurt in den nazomer de Liggende Asperge heele plekken rood met zijn koraalroode bessen. Het menschelijk bedrijf heeft ook een wilde flora mee gebracht, die zich voor een groot deel wel blijvend zal vestigen: Toorts, Teunisbloem, Doornappel, Bilzen- kruid, Melden, Ganzevoeten, Vlieszaad, Zwarte Nacht schade en nog een heele reeks van ruigteplanten, de distels niet te vergeten. Nog een enkel woord over de bosschen langs den bin nenkant van het duin. Die rekenen we doorgaans niet tot de echte duinflora, want ze zijn aangeplant en wor den min of meer onderhouden. Dit is niet heelemaal juist, want indien die strook volkomen ongerept was gebleven, zou er stellig bosch gekomen zijn en wel in hoofdzaak hetzelfde wat er nu groeit: Eik, Berk, Esch, Els, Wilgen, Populieren, Beuk, Haagbeuk en alles wat daarbij behoort. De cultuur heeft er nu naaldhout bij gevoegd en dat maakt dikwijls nog een goed figuur ook. De bodemflora van deze bosschen is vanouds verrijkt met cultuurplanten, die er verwilderden: sierplanten en geneeskrachtige planten: sneeuwklokje, druifhyacint, wilde hyacint, sterhyacint, helmbloem, voorjaarshelm kruid, hartgespan, salomonszegel, pijpbloem, akelei, peperboompje, taxus, mahonia, sleutelbloem, honds tand, enz.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 60