45
het er een weelde van planten en daarbij waren al heel
zeldzame, zooals het Zonneroosje en de Strandwinde.
Bijzonder merkwaardig, maar toch heel gewoon was het,
toen in dezen chaos spoedig orde ontstond, doordat elke
plant zijn gunstigste standplaats opzocht en er zich
gezelschappen groepeerden van één enkele soort, al of
niet begeleid door andere soorten. De Pyrola's zochten
de halfschaduw op van de duindoorns, de knopbiezen
gingen niet al te nat staan, de kleine Orchideeën, Stur-
mia, Herminium en Malaxis zochten vochtige mossige
plekjes, waar ook de Moeras-Wespenorchis het 't meest
naar den zin had, de Handekenskruiden, 3 of 4 soorten
met hun bastaarden, gingen weer eventjes hooger met
de Muggenorchis er bij. Op hooger plekken, maar ook
dikwijls genoeg in de nattigheid, kwamen Dophei,
Struikhei, Kraaiheide, zelfs, en dat leek nogal merk
waardig, een Berberis. Jeneverbes was geen groot won
der, maar toch wel merkwaardig. Naast den Kruipwilg
kwam ook de Grauwe Wilg opdagen.
Toen nu de plas nog grooter en dieper werd en dichter
begroeid, kwamen de mannetjes-eenden er sociëteit hou
den, terwijl de wijfjes in de buurt zaten te broeden. Een
troepje kokmeeuwen ging nestelen in de ruigte aan den
plas en allerlei klein gevogelte, grasmusschen, kneutjes,
paapjes, pieper, leeuwerik vestigden zich in het nieuwe
land.
En nu nog eventjes wachten op nadere volmaking, op
de Tengere Bastaardmuur met zijn onwaarschijnlijk
mooie bloemen, op den Sprinkhaanrietzanger, beide
reeds bewoners van een nog vijftig jaar oudere vallei,
die een dozijn kilometers verder naar het Noorden ligt.
Ik ben er nu in geen twee jaar geweest, in dien korten
tijd kan veel veranderen. Riet en Biezen en Russchen
hebben de watervlakte al voor een groot deel in beslag
genomen en vrienden met landschapsarchitectonische
neigmgen fluisteren al van openleggen en ontrieten en
wat dies meer zij. Maar ik bezweer hen om nu hier toch