HOOFDSTUK VII
B AV EL AART j ES
Uit Oberammergau, Berchtesgaden en an
dere Duitsche plaatsen kennen wij vele hout
en beensnijders met name, wier kunst erfe
lijk in het geslacht overging. Bij ons echter
wordt slechts zelden de naam van een volks
kunstenaar genoemd. Tot deze uitzonderin
gen behoort de Leidenaar Cornelis Bavelaar
(1775—1831), maar hij gaf dan ook zijn
naam aan een tak van volkskunst, die reeds
lang voor zijn tijd bestond: het vervaardigen
van reliefwerk, schilderijen met wijkend
plan, waar de figuren en voorwerpen los in
gezet worden.
Van Elisabeth Rijberg en Johanna Koerten-
Blok, bekende schaarkunstenaressen, weten
wij dat zij papieren reliefknipsels vervaar
digden. Bavelaar echter, die lang timmer
mansknecht was, werkte vooral in hout. Zijn
Bavelaars zijn houten kastjes, waarvan de
voorkant door een glazen deksel is vervan
gen en de achterkant vaak met blauw papier
is beplakt. Daarin bevinden zich de land
schappen, gebouwen, huiselijke tafereelen of
straattooneeltjes, die hij uit hout, ivoor of
56