Onze voorouders kenden het tatoueeren niet. Slechts van één Germaanschen stam, de Hariërs, bericht Tacitus, dat zij hun lichaam beschilderden: Harii tincta corpora 1), maar deze ver oostelijk wonende stam was om ringd door volken, waarvan men weet dat beschildering bij hen gewoonte was. Eerst na de invoering van het Christendom schijnt de tatoueering in onze streken doorgedrongen te zijn. Op den voet van een kruis uit de kerkschat van SintOmaars heeft eenVlaam- sche goudsmid in 1160 afgebeeld hoe iemand zich een Tau (T) op het voorhoofd teekent; dit was onder de eerste christenen gebrui kelijk. Het is niet onmogelijk dat de geloofspredi- kers ons volk reeds met deze gewoonte be kend maakten. Zoowel Adalbert als Jeroen, Cunera als Oda, en ook Willebrord en vele anderen, wier namen niet overgeleverd zijn, kwamen uit Ierland en Schotland, waar dit gebruik zoo zeer om zich heen gegrepen had, dat een concilie er in 787 paal en perk aan moest stellen. Na den eersten Kruistocht hoort men weer over tatoueeren spreken, want vele deelne mers keerden terug met een kruis op hun voorhoofd geteekend, een vrome gewoonte, x) Germania, cap. XXXXIII. 41

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 50