lam verkeeren, en de luipaard bij den geiten-
bok nederliggen, en het kalf en de jonge
leeuw en het mestvee tezamen, en een klein
jongske zal ze drijven; de koe en de beerin
zullen tezamen weiden, hare jongen zullen
tezamen nederliggen, en de leeuw zal stroo
eten gelijk de os; en een zoogkind zal zich
vermaken over het hol van eene adder, en
een gespeend kind zal zijne hand uitsteken
in den kuil van den basilisk."
Deze voorstellingen zijn allen afgebeeld,
trapsgewijs, om ze beter te kunnen indeelen
in een beperkte ruimte en de dieren zijn allen
wit, zonder uitzondering, want zoo wil het
de zin van de Schrift: het Vrederijk is immers
geprofeteerd.
Overigens beheerscht de liefde voor de
kleur, met den zin voor het detail, den volks
kunstenaar eigen, Weima's werk. Als bij
voorbeeld Daniël in den Leeuwenkuil staat,
temidden der leeuwen, ziet men op den voor
grond nog een afgekloven karkas. En de
walvisch ligt daar welgedaan en bevredigd
na het maal, want Jona is in hem. ,,De Heere
nu beschikte eenen grooten visch om Jona in
te slokken en Jona was in het ingewand van
den visch drie dagen en drie nachten." Maar
er staat ook geschreven (Jona 2 10): ,,De
Heere nu sprak tot den visch, en hij spuwde
9