geschiedt wanneer de hoeve aan kant is, en
daar alles die sfeer van tevreden rust na de
week van inspannend werken ademt, die er
zoo kenmerkend is voor den avond, die aan
den Zondag voorafgaat. Dan strooit een
van de dochters uit de tuit van een grauw-
papieren zak het zand op de rood-steenen
plavuizen en vormt er zoo de wonderlijkste
arabesken en sterpatronen. Nu kan men deze
zandtapijten nog zien op afgelegen hoeven
in Brabantsche en Drentsche gehuchten,
en in een enkele Noord-Hollandsche zomer -
stal, maar weleer was dit vormen van zand-
figuren niet tot deze streken beperkt, maar
werd vrijwel over geheel ons land beoefend.
Slechts schaarsche gegevens hierover staan
ons ter beschikking. Zoo weten wij dat tij
dens de kermis te Broek in Waterland 1) de
straten met zandtapijten waren belegd, en
dat langs menigen weg, die een processie
placht te volgen, de christelijke symbolen
met behulp van zand waren aangebracht.
Ook vinden wij voor vele streken in ons land
het zandstrooien op de vloeren van de boer
derijen vermeld, als een verdwenen ge
woonte.
Het strooien behoort met scherp zand te
Theodor Fliedner, Collektenreise nach Holland
und England. Erster Band. Essen 1831, s. 122.
93