Frederik Hendrik, die het in 1630 verwierf, en het grondig deed verbouwen en vernieuwen. Sinds dien tijd is Zuylenstein lang eigendom geweest van de familie Van Nassau-Zuylenstein, die het zelden be woonde. In 1837 schrijft Van der Aa: „dit aloude ge bouw behoort niet aan iemand, die het geregeld bewoont; het gaat gedurig van den eenen aan den anderen huurder over en werd meestal slechts gedeel telijk bewoond. Het is niet voordeelig voor de instand houding van zulke kasteelen, zoo de eigenaars in vreemde landen hun verblijf houden." Eén groot voor deel heeft deze toestand gehadeen huurder wijzigt gebouw en omgeving altijd minder dan een eigenaar. Zuylenstein is dan ook nog vrijwel in den toestand waarin het in 1680 verkeerde, het kasteel is een juweel tje van Hollandsche renaissance en in het park vinden wij de geheele oude indeeling terug. Enkele deelen van het complex bijgebouwen zijn verdwenen, maar niet tot schade van de ruimtewerking. Een gravure van Daniël Stoopendaal toont ons een indeeling van het terrein die nu nog geheel aanwezig is, al is het ge boomte van lanen en bosch sinds dien tijd belangrijk in hoogte toegenomen. Zooals te verwachten is uit het tijdstip van aanleg, vertoont het park van Zuylenstein een overgang van de besloten vierkanten der renaissance naar de verre door zichten over langwerpige rechthoeken, die we in de barok aantreffen. Het is eigenlijk in zijn geheel meer renaissance dan barok, en in dien toestand bleef het ons bewaard, het ontsnapte aan de landschapsrage van de 19e eeuw. Aan de andere zijde van den heuvelrug, met uitzicht op de Geldersche Vallei, ligt eveneens een reeks buitens, beginnende met Heimerstein en Remmerstein bij Rhe- nen, het laatste vernieuwd door den reeds eerder genoemden tuinarchitect Tersteeg, dan nabij den weg naar Veenendaal, temidden van het minst bezochte ge- 97 7

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 95