niet zouden groeien. En met het Loo is het een wonder lijke geschiedenis. In het park ligt nog het middeleeuwsche kasteeltje, het Oude Loo, dat Stadhouder Willem III in 1684 kocht met uitgestrekte bezittingen er om heen en met stukken grond, waar de oprijlaan naar het nieuw ont worpen hoofdgebouw over zou worden gelegd. Reeds in 1685 stond er een bescheiden jachthuis als kern van het paleis, en werden (Ozinga, pag. 49) de hoven, boomgaarden, bouw- en weilanden van het Oude Loo vergraven en veranderd tot de plantages en tuinvijvers van het nieuwe. Bijna twintig jaar lang werd er gebouwd en ver bouwd, telkens werden de tuinen en waterwerken uit gebreid. Om aan den eisch van het Nederlandsche bui ten, een rijkelijke watervoorziening te voldoen, werd een uitgebreid systeem van sprengen gegraven en wer den vele kilometers leidingen gelegd naar de fontein- sprongen, die al gauw een groote vermaardheid ver wierven. Vele kunstenaars werkten er aan meede bouwmeesters Van Swieten, Jacob Roman en Daniël Marot, de tuinarchitect Van Staden, de beeldhouwers Grüpello, Romeyn de Hooghe, Ebbelaer en Van der Plas, benevens de fonteinmeester Van Cleeff. Op het Loo werd het water naar het park gebracht, inplaats van het park te leggen op een waterrijke plaats. In het reeds genoemde boekje van Leonard A. Springer zijn twee plattegronden van het park te vin den, en het aantal groote vogelvlucht-gravures is legio. Toch weten wij niet precies hoe de aanleg was, want omstreeks 181 o werd de geheele monumentale opzet gesloopt en vervangen door een landschappelijk park, dat met de noodige wijziging tot heden bleef bestaan. En geen twee plattegronden kloppen met elkaar, de vogelvluchten zijn eveneens alle verschillend en stemmen niet overeen met de plattegrondenDat is niet verwonderlijkde gravures poogden slechts het 94

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 92