HOOFDSTUK V DE HEERLIJKE STROOMEN AMSTEL EN VECHT „Er ligt een landhuis aan den stroom verlaten Verbleekt, met donkre luiken, staart het blind, En laat den stroom, die eenzaam voortglijdt, praten En luistert niet naar 't fluisteren van den wind. Maar vroeger, toen Hoogmogenden der Staten Daar in den zomer poosden van 't bewind, En staat en krijg voor huis en vrêe vergaten, En kindren stoeiden over 't melkwit grint, Toen leefde 't Huis en de bevolkte stroom Wiegde de schepen die blank-zeilig gleden, Vredig van gang naar 't schatrijk Amsterdam. Nu droomt het landhuis daar zijn eeuw'gen droom Van eindloos heimwee naar die lang geleden Glorievolle eeuw, die nimmer wederkwam." (De Vecht, Frans Bastiaanse). Vecht en Am-stel, de twee heerlijke stroomen, waren wèl bevoorrechte vestigingsplaatsen voor de buitenver blijven der Amsterdamsche en Utrechtsche kooplieden. Van ouds lagen er een aantal middeleeuwsche kastee- len met de bijbehoorende heerlijkhedendeze zooals Nijenrode en Gunterstein werden overgenomen door de nouveaux-riches der 17e en 18e eeuw, en de ruimte tusschen deze oude kernen vulde zich over tientallen kilometers lengte geheel met nieuw gestichte buiten verblijven. Men kon immers in enkele uren met de snelle trekschuiten of met eigen jacht de te water uitge bouwde beurs, het Oostindische Huis of het nieuwe stadhuis bereiken, en men vond er zijn ideaal„een goede vette vrugtbare grond, binnendijks gelegen om trent een niet al te sterk lopende rivier, niet al te verre 73

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 71