„krullen" deden hun intrede, in de meubels, in de wandversieringen, in de vijvervormen en de paden, en in de groote hooge gepoederde pruiken. Daarom is 't van belang den plattegrond van den tuin (fig. 36), als vertegenwoordiger van den pruikentijd, even te vergelijken met bijv. het park Zeist, de Voorst of an dere in den stijl van de 17e eeuw. We zien hier bij 't Manpad een hoofdindeeling die nauwelijks afwijkt van de oudere tuinen. Overal vin den we echter schuchtere pogingen om, nog vrij regel matig, kronkelpaden aan te leggen, om een vijverrand geheel op te bouwen uit gebogen lijnen, om naast het huis binnen hooge heggen een aantal zeer kleine „groe ne kamers" aaneen te rijgen. De ontwerper, Speelman, heeft de groote lijn weten te behouden, maar in onder deden is 't al speelsch inplaats van deftig-monumentaal. Blijkens den plattegrond bezat ook de moestuin van 't Manpad, net als op Beekesteyn, een slangenmuur. Op 't Manpad zijn de hoofdlijnen van den ouden aanleg nog geheel bewaard gebleven, ondanks de „mo derniseering" door de Zochers, waar de vader van den bekenden Jacob van Lennep een kort gedichtje aan wijdde. Hij laat Zocher zeggen „Ik vel gerust en zonder schroom Van 't dichte woud fluks elke boom, Wat schaduw biedt Behaagt mij niet. Zoo krijgt men ligt Een ruim gezigt. En schenk aan 't oog vermaak. Dit zoek ik slechts. Wat wil men meer? Men prijs mijn kunst en geef mij de eer Ik volg de nieuwe smaak." Nu, nog geen honderd jaar later is het op 't Manpad weer hard noodig dat een „vandaal" aan 't werk gaat 66

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 64